Werking

In bijna alle gevallen verkeert hout onder omstandigheden, waarbij de relatieve luchtvochtigheid aan kleinere of grotere schommelingen onderhevig is. Gevolg is dat het houtvochtgehalte zal schommelen rond een gemiddelde, dat overeenkomt met he evenwicht vocht gehalte bij een gemiddelde lucht vochtigheid. De met deze schommelingen gepaard gaande wisseling van krimpen en zwellen wordt werken genoemd.

Van praktisch belang is vooral de werking die het gevolg is van de verandering in de lucht vochtigheid -en dus ook in het hout vochtgehalte- gedurende een jaar. Met deze jaarlijks terugkerende veranderingen in afmetingen moet men bij de verwerking, ook in constructies, rekening houden.

Omdat het hout vochtgehalte de luchtvochtigheid niet op de voet volgt, zullen de evenwichtsvochtgehalten, behorend bij de uiterste relatieve vochtigheden, meestal niet worden bereikt, en zal de werking geringer zijn.

De werking is het geringst als het houtvochtgehalte op het moment van verwerking in evenwicht is met de jaarlijkse gemiddelde luchtvochtigheid op de plaats waar het hout wordt aangebracht. In dat geval is er sprake van een combinatie van zwelling over het bovenste deel van het vochttraject en krimp over het onderste deel. Zowel de krimp als de zwelling bedragen dan ongeveer de helft van de in de tabel genoemde waarden.

Krimp- en zwelgedrag

Krimpen en zwellen treedt op beneden het vezel verzadigingspunt. Daarboven komt dit niet voor. Houtsoorten met een relatief grote krimp vertonen een duidelijke vermindering van afmetingen. Grote krimp betekend ook een grote zwelling. Onder bedrijfsomstandigheden reageert het hout vochtgehalte als gevolg van hysteresis en het feit dat het product meestal is afgewerkt, zeer vertraagd en afgezwakt op klimaatwisselingen. De kans op hinderlijke krimp, zwelling of vervorming van het eindproduct is altijd veel kleiner dan krimpcijfers aangeven.

Om grote krimp naden binnen of buiten te voorkomen, moet het hout worden gedroogd tot een vochtgehalte dat overeenkomt met de gemiddelde relatieve vochtigheid van de omgeving waarin het komt te verkeren. Tot welk vochtgehalte het hout voor verwerking moet worden gedroogd, is afhankelijk van het gebruik’s doel.

Het verschil in krimp tussen de radiala en tangentiale richting kan bij drogen vervorming doen onstaan zoals : kromheid, gebogenheid, scheluw trekken, ruitvormigheid of schotelen. Bij schommelingen in het vochtgehalt kunnen ook vervormingen in het eindproduct ontstaan.

Vervormingen

De optredende vervormingen kunnen zijn:

  • Gebogen: hout in de lengterichting vervormd hol of bol
  • Krom: het hout vervormt in de lente
  • Hol: het hout vervormt in de breedte
  • Scheluw: een hoek vervormd omhoog
  • Ruitvorming: het vierkant (rechthoekig gezaagde deel) wordt ruitvormig
  • Schotelen: het vlakke deel wordt hol, te beoordelen in de breedte